In de wereld van vastgoed en huurrecht is het begrip “bedrijfsruimte” van groot belang. Het bepaalt namelijk welke regels van toepassing zijn op de huurovereenkomst en welke rechten en plichten huurders en verhuurders hebben. Artikel 7:290 BW van het Burgerlijk WetboekHet burgerlijk wetboek is het wetboek waarin het burgerlijk recht staat benoemd. Hier vallen zowel grondbeginsels van het burgerlijke recht als meer specifieke rechtsgebieden onder zoals het erfrecht, arbeidsrecht en huurrecht. Het burgerlijk wetboek heeft verschillende boeken, opgedeeld in verschillende onderwerpen. definieert bedrijfsruimte en legt specifieke regels vast voor huurovereenkomsten met betrekking tot dit type vastgoed. Is er sprake van detailhandels- of winkelruimte, dan geldt er een sterkere vorm van huurbeschermingDe verhuurder mag de huur niet zomaar opzeggen. dan wanneer sprake is van ‘overige bedrijfsruimte. Maar wanneer valt een ruimte nu precies onder deze definitie? In dit blog gaan we dieper in op bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW en bespreken we de criteria die bepalen of een ruimte hieronder valt.
De definitie van bedrijfsruimte volgens artikel 7:290 BW
Laten we beginnen met de wettelijke definitie van bedrijfsruimte zoals beschreven in artikel 7:290 BW. Dit artikel onderscheidt twee hoofdcategorieën van bedrijfsruimten: de zogenaamde “middenstandsbedrijfsruimte” en de “grote bedrijfsruimte.”
Middenstandsbedrijfsruimte: Onder middenstandsbedrijfsruimte vallen ruimten die zijn bestemd voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, ambachtsbedrijf of horecabedrijf, dat wil zeggen:
Winkels: Dit omvat bijvoorbeeld kledingwinkels, supermarkten, boekwinkels en andere winkelruimtes waar goederen worden verkocht aan consumenten.
Ambachtsbedrijven: Hierbij kunt u denken aan bijvoorbeeld een schoenmaker, een juwelier of een kleine werkplaats.
Horecabedrijven: Dit omvat restaurants, cafés, eetcafés en andere gelegenheden waar voedsel en drank worden geserveerd.
Grote bedrijfsruimte (artikel 7:230a BW): Grote bedrijfsruimten zijn ruimten die niet onder de definitie van middenstandsbedrijfsruimte vallen. Dit omvat bijvoorbeeld kantoorruimten, fabriekshallen, magazijnen en andere commerciële ruimten die niet direct gericht zijn op de verkoop aan consumenten.
De criteria voor bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW
Om te bepalen of een ruimte als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW kan worden aangemerkt, moeten aan bepaalde criteria worden voldaan. Deze criteria zijn van belang voor zowel huurders als verhuurders, omdat ze de rechten en plichten van beide partijen beïnvloeden.
Bestemming van de ruimte: Het eerste en meest cruciale criterium is de bestemming van de ruimte. Zoals eerder genoemd, moet de ruimte bestemd zijn voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, ambachtsbedrijf of horecabedrijf. Als een ruimte wordt gebruikt voor een van deze doeleinden, kan deze als middenstandsbedrijfsruimte worden beschouwd.
Zelfstandige toegang: Een ander belangrijk criterium is de zelfstandige toegang tot de ruimte. Dit betekent dat de huurder en zijn klanten de ruimte moeten kunnen betreden zonder door de gemeenschappelijke ruimten van het gebouw te gaan. De huurder moet als het ware zijn eigen ingang hebben. Dit criterium is van toepassing op zowel middenstandsbedrijfsruimte als grote bedrijfsruimte.
Hoofdzaak en ondergeschikte ruimte: Bij middenstandsbedrijfsruimte moet de ruimte het “hoofdzakelijke” gedeelte van het gehuurde vormen. Dit betekent dat de verkoop- of dienstverleningsactiviteiten de overhand moeten hebben. Eventuele bijbehorende opslagruimten of kantoren zijn dan als “ondergeschikte” ruimten aan te merken.
Duur van de huurovereenkomst: De duur van de huurovereenkomst kan ook een rol spelen bij de classificatie van bedrijfsruimte. Als de huurovereenkomst korter is dan twee jaar, valt deze in principe niet onder artikel 7:290 BW en gelden er andere regels. Het is echter belangrijk op te merken dat deze regel niet geldt voor horecabedrijven; voor hen geldt de tweejaarsgrens niet.
Conclusie
Bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW omvat ruimten bestemd voor kleinhandelsbedrijven, ambachtsbedrijven en horecabedrijven. Om als zodanig te worden geclassificeerd, moeten aan bepaalde criteria worden voldaan, waaronder de bestemming van de ruimte, zelfstandige toegang, hoofdzaak en ondergeschikte ruimte, en de duur van de huurovereenkomst. Deze classificatie heeft aanzienlijke juridische en contractuele gevolgen voor zowel huurders als verhuurders, en het is daarom van groot belang om duidelijkheid te hebben over de aard van de gehuurde ruimte bij het opstellen van een huurovereenkomst.
Het is belangrijk op te merken dat dit blog slechts een algemene introductie is tot het onderwerp bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Elke situatie is uniek en kan specifieke juridische overwegingen vereisen. Het raadplegen van een gespecialiseerde juristEen rechtsgeleerde die bij juridische gelegenheden een partij vertegenwoordigt. is vaak noodzakelijk om de exacte rechten en plichten van de partijen in een huurovereenkomst vast te stellen.
Contact
Heb je vragen over bovenstaande of hoe deze regels jouw situatie beïnvloedt? Neem dan contact met ons op.